zaterdag 1 juni 2013

Rommel als procesindicator?

Mijn eigen koning worden XXXI.


Vanavond bracht ik onze jongste naar bed en toen ik zijn kamer in liep, schrok ik van de bende die hij er weer van had gemaakt. Hoe vaak we het ook met hem opruimen, het is wonderbaarlijk hoe snel hij het weer weet om te toveren tot een plek die er uitziet alsof er een week niet is opgeruimd. En wat er ligt, zou officieel nooit het stempel 'speelgoed' krijgen. Onze jongste verstaat namelijk de kunst om in alles wat hij vindt, iets handigs te zien. Dus neemt hij alles wat hij vindt en wat hem mooi of handig lijkt, mee naar huis. Dat varieert van bierdopjes, ijzeren ringetjes, verloren reflectoren tot stenen en stukken electriciteitsdraad, die hij vervolgens omknutselt in de meest fantastische uitvindingen. Het helpt hem ook dat wij heel wat klussen in en om ons huis. En dat wij niet altijd alles meteen opruimen na gedane arbeid...

Kom ik daarentegen op de kamer van onze middelste, dan straalt de gezelligheid en opgeruimdheid me tegemoet. We hoeven haar nooit aan te sporen om op te ruimen; als het te rommelig is naar haar zin, dan kan ze er zelfs chagrijnig van worden en zien we haar niet tot de orde is hersteld. Op één plek na dan; haar kledingkast kan nog wel eens een rommeltje zijn. Maar het is dan ook de kledingkast van een tienjarige dochter, die zich al van jongs af aan liefst drie keer per dag verkleedt...

Ik vind het grappig om dit zo te zien gebeuren bij onze kinderen. Ik herken zoveel van onszelf en onze 'worsteling' met alle spulletjes, de materie. Aan de ene kant wil ik het liefst een zo opgeruimd mogelijk huis, maar anderzijds prikkelt het mijn fantasie als ik onverwachte dingen op onverwachte plekken tegenkom. Die schoentjes die ik de volgende morgen bij de trampoline vind, vertellen mij het verhaal van een middag met veel gegil, gespring en rode wangen van plezier. De knikkers waar ik 's avonds bijna mijn nek over breek, zijn de restanten van een reuzeknikkerbaan. En het paard dat op zijn zij in de hoek ligt, is gesneuveld tijdens een spannende veldslag.

Het is dan ook een hele zoektocht hoe als ouder enerzijds een goed voorbeeld te geven, maar anderzijds ook rekening te houden met de aard van het kind. Wanneer moet je bijsturen in de vorm van een opruimactie, en wanneer juist niet. Het rommel kunnen maken is ook een behoefte van een kind, een manier om zich uiteen te leren zetten met de materie. En misschien moet ik het ook gewoon niet 'rommel maken' noemen, want zo zien ze het zelf ook niet. In feite zijn ze keihard bezig; door hun spel leren ze het leven kennen, vormen ze zichzelf. Het spel dat eerst vooral de nabootsing is van wat ze om zich heen zien, en allengs over gaat in een spel met meer eigen inbreng, met fantasie. Het proces is belangrijker dan dat wat aan het einde aan 'rommel' rest; dat is zo bezien toch meer een soort verteringsproduct, waaraan je af zou moeten kunnen leiden hoe het 'speelproces' is verlopen. Een procesindicator dus?!

De analogie met onze spijsvertering komt opeens bij me op; mooi onderwerp voor een volgende blog!